
Jurisprudentie
BG1607
Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers165852
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers165852
Statusgepubliceerd
Indicatie
Tijdelijke afsluiting van het elektriciteitsnet wegens onderhoudswerkzaamheden.
Nu de onderbreking van de stroomvoorziening van eiser geen gevolg was van een storing in de zin van de compensatieregeling heeft hij geen recht op de in die regeling vastgelegde forfaitaire vergoeding.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 165852 / HA ZA 08-156
Vonnis van 8 oktober 2008
in de zaak van
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.M. Wilmink,
tegen
de naamloze vennootschap
CONTINUON NETBEHEER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. M. Brinkman.
Partijen zullen hierna [eiser] en Continuon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 mei 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is bewoner van het wooncomplex aan de [adres] te [woonplaats] (verder: het wooncomplex) op huisnummer [huisnummer]. Continuon is regionaal netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 (verder: de E-wet) en verzorgt de levering van elektriciteit aan [eiser].
2.2. De E-wet bevat ondermeer de volgende bepalingen:
Artikel 16 aanhef en eerste lid onder b:
De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:
b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;
Artikel 23, eerste lid:
De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.[…]
Artikel 31, eerste lid aanhef en sub f:
1. Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot: […]
f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de betalingsvoorwaarden, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen,
Artikel 51 eerste lid:
Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit indienen.
2.3. De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingings¬autoriteit (verder: de NMa) heeft op grond van artikel 31 van de E-wet de “Netcode” vastgesteld.
In artikel 6.3 van de Netcode is een op artikel 31 eerste lid onder f gebaseerde bepaling opgenomen over “Compensatie bij ernstige storingen” (verder: de compensatieregeling). De compensatieregeling is voor het eerste vastgesteld door de NMa bij besluit van 14 maart 2001 (besluitnummer 100389/1, Staatscourant 15 maart 2001 nr 53 p.39, tevens gepubliceerd op www.dte.nl).
2.4. In de periode van 2 april 2002 tot april 2007 hebben er meerdere wijzigingen plaats¬gevonden in de Netcode, maar de compensatieregeling is in die periode niet gewijzigd. In die periode luidde artikel 6.3.1. aanhef en sub a,van de compensatieregeling (verder: de compensatie¬regeling 2002-2006), voor zover hier van belang:
De netbeheerder betaalt, […] , aan aangeslotenen op zijn net bij wie de transportdienst langer dan 4 uur ten gevolge van een storing wordt onderbroken, […] een compensatievergoeding ter hoogte van het hieronder genoemde bedrag:
a: per aansluiting van een verbruiker die op basis van de Tarievencode is ingedeeld in categorie b bedraagt de compensatievergoeding per onderbreking EUR 35,-.
2.5. Bij besluit nummer 102344-11 van de NMa van 21 februari 2007 (staatscourant 22 februari 2007 nr 38 p.14, tevens gepubliceerd op www.dte.nl) is de compensatieregeling aangepast. Dit besluit is in werking getreden op 1 april 2007. Vanaf die datum luidde artikel 6.3.1 aanhef en sub a van de compensatieregeling (verder: de compensatieregeling 2007), voor zover hier van belang:
De netbeheerder betaalt, […], aan aangeslotenen op zijn net bij wie de transportdienst ten gevolge van een storing wordt onderbroken, […] een compensatievergoeding ter hoogte van het hieronder genoemde bedrag:
a: ingeval van een onderbreking van de transportdienst ten gevolge van een storing in een net met een spanningsniveau tot en met 1 kV:
i. per aansluiting kleiner dan of gelijk aan 3 x 25 A op een net met een spanningsniveau tot en met 1 kV: EUR 0,- bij een onderbreking korter dan 4 uur dan wel EUR 35,- bij een onderbreking van 4 uur tot 8 uur, vermeerderd met EUR 20,- voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur.
2.6. Op grond van de E-wet is de “Ministeriële regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit”(verder: MR Elektriciteit) opgesteld. Deze regeling is op 25 februari 2005 in werking getreden. In artikel 17 aanhef en onder a van de MR Elektriciteit is bepaald:
De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de wet, bevatten met betrekking tot de compensatie de volgende uitgangspunten:
a. de afnemer heeft recht op financiële compensatie bij storingen die tot een onderbreking van het transport van elektriciteit leiden, met uitzondering van een voorziene onderbreking .
Artikel 1 onderdeel b van de MR Elektriciteit definieert een voorziene onderbreking als
een onderbreking van het transport van elektriciteit die ten minste drie werkdagen van tevoren bij de afnemer is aangekondigd.
2.7. In verband met onderhoudswerkzaamheden heeft Continuon op 20 juni 2005 [eiser] en de overige bewoners van het wooncomplex van het elektriciteitsnet afgesloten. De werkzaamheden en de afsluiting waren vooraf aangekondigd. De werkzaamheden zouden volgens de aankondiging ongeveer één dag duren.
2.8. Omdat [eiser] van mening was dat de door Continuon voorgestane uitvoering van de werkzaamheden kwalitatief niet deugdelijk was heeft hij Continuon geen toegang tot zijn woning verleend. Continuon kon [eiser] om die reden na afloop van de onderhouds¬werkzaamheden niet opnieuw op het elektriciteitsnet aansluiten.
2.9. [eiser] heeft bij brief van 21 juni 2005 op grond van artikel 51 van de de E-wet een klacht ingediend bij de NMa. De NMa heeft informatie ingewonnen bij Continuon en Continuon bij brief van 1 november 2005 nadere vragen gesteld. Na een hoorzitting op 9 december 2005 heeft de NMa op 9 december 2005 uitspraak gedaan, waartegen [eiser] bij brief van 26 december 2006 in bezwaar is gekomen.
2.10. [eiser] heeft tegen de uitspraak van 9 december 2005 - kort weergegeven - de volgende bezwaren aangevoerd:
1. Continuon heeft haar werkzaamheden slecht uitgevoerd. Zij heeft niet voldaan aan de veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties en aan de eisen van artikel 16, eerste lid aanhef en onder b van de E-wet.
2. Continuon heeft de vragen van de NMa in de brief van 1 november 2005 onjuist beantwoord.
3. Door de afsluiting sinds 20 juni 2005 is [eiser] in zijn belangen geschaad. De aansluiting die Continuon wilde verrichten was, nu zij niet voldeed aan de E-wet, niet acceptabel.
4. Continuon heeft onrechtmatig gehandeld door werkzaamheden uit te voeren in de woning van [eiser].
2.11. Op 3 april 2006 is een hoorzitting gehouden. Naar aanleiding van het verhandelde ter hoorzitting is een deskundige van de KEMA ingeschakeld om de situatie ter plaatse te beoordelen. De deskundige heeft de situatie ter plaatse op 13 april 2005 onderzocht in bijzijn van [eiser] en een vertegenwoordiger van Continuon.
2.12. Op 26 april 2006 is [eiser] door Continuon weer op het elektriciteitsnet aangesloten.
2.13. De NMa heeft bij besluit van 18 juli 2006 de bezwaren van [eiser] 1. tot en met 3. gegrond verklaard. Zij heeft vastgesteld dat Continuon heeft gehandeld in strijd met artikelen 23 eerste lid en 16, eerste lid aanhef en onder b van de E-wet door [eiser] een technisch adquate en voldoende veilige aansluiting op het elektriciteitsnet te weigeren en door het rijg¬systeem in het wooncomplex op een wijze te vervangen die niet voldoende adequaat en veilig is. De NMa heeft overwogen dat Continuon niet adequaat en met de vereiste zorgvuldigheid heeft gereageerd op de opmerkingen en zorgen van [eiser] over de be¬trouw¬baarheid en veiligheid van het net in en rond zijn woning. In de gegeven omstandig¬heden kan het naar haar oordeel [eiser] niet worden tegengeworpen dat hij de medewerkers van Continuon geen toegang tot zijn woning heeft verleend om de werkzaamheden uit te voeren.
2.14. De afsluiting heeft vanaf 20 juni 2005 tot 26 april 2006 310 dagen geduurd.
2.15. Bij brief van 27 juli 2006 heeft Continuon [eiser] verzocht aan te geven welke schade [eiser] heeft geleden doordat hij geruime tijd geen gebruik heeft kunnen maken van elektriciteit.
2.16. [eiser] heeft Continuon op 21 maart 2007 geschreven dat de declaratie van zijn advocaat € 1.624,35 bedraagt en dat hij daarnaast een schadevergoeding van € 135,00 per dag reëel acht, wat neerkomt op € 41.850,00 (310 x € 135,00).
2.17. Continuon heeft [eiser] op 2 april 2007 schriftelijk bericht dat zij de advocaat¬kosten zullen voldoen. Continuon schrijft de compensatieregeling niet van toepassing te achten. Zij verklaart bereid te zijn naast de advocaatkosten € 7.500,00 te betalen als genoegdoening. Naar aanleiding van een brief van de advocaat van [eiser] is dit laatste aanbod verhoogd tot € 10.000,00. [eiser] is daar niet mee akkoord gegaan.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van Continuon tot betaling van € 41.850,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] stelt dat hij recht heeft op een vergoeding op grond van de compensatie¬regeling 2007, van € 35,00 voor de eerste 8 uur en € 20,00 voor iedere daaropvolgende periode van 4 uur, althans op een vergoeding waarvan de hoogte daarbij aansluit.
3.3. Continuon voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Beoordeeld dient te worden of [eiser] recht heeft op een forfaitaire vergoeding op grond van de compensatieregeling.
4.2. De rechtbank stelt het volgende voorop. De stroomonderbreking waarop [eiser] zijn vordering baseert vond plaats van 20 juni 2005 tot 26 april 2006. In die periode was de com¬pensatieregeling 2007 nog niet in werking getreden. Anders dan [eiser] stelt brengt het uitgangspunt dat regelgeving onmiddellijke werking heeft niet met zich dat de compen¬sa¬tie¬regeling 2007 vanaf haar inwerkingtreding per 1 april 2007 ook van toepassing was op stroomstoringen die daarvóór hadden plaatsgevonden. Indien dit wel het geval zou zijn zou er sprake zijn van werking met terugwerkende kracht. Er zijn geen feiten aangevoerd waar¬uit kan blijken dat aan de compensatieregeling 2007 terugwerkende kracht is verleend. Dit blijkt niet uit het besluit 102344-11 van de NMa waarin die compensatieregeling haar oorsprong vindt.
4.3. Het vorenstaande betekent dat in de van belang zijnde periode de compensatie¬regeling 2002-2006 nog van toepassing was. In de compensatieregeling 2002-2006 was de vergoeding bij een stroomstoring van meer dan 4 uur nog beperkt tot € 35,00 per storing. Dit betekent dat indien de stroom¬onder¬breking van [eiser] als een storing in de zin van de com¬pen¬satie¬regeling kan worden beschouwd, hij op grond van de op dat moment geldende versie slechts recht heeft op een totale vergoeding van € 35,00.
4.4. Continuon betwist dat de stroomonderbreking van [eiser] onder de compen¬satie¬regeling valt. Deze betwisting houdt om de volgende redenen stand.
4.5. De compensatieregeling voorziet, zoals blijkt uit haar tekst, in een forfaitaire vergoe¬ding voor storingen die tot een onderbreking van de aanlevering van elektriciteit leiden. Ook uit de artikelen van de E-wet en de MR-wet die aan de compensatieregeling ten grondslag liggen blijkt dat de compensatie ziet op (ernstige) storingen. Als storing kan niet worden aangemerkt onderbrekingen die samenhangen met het onderhoud van het elektriciteitsnet. Dit laatste blijkt uit de in r.ov. 2.6. aangehaalde bepalingen van de MR-wet, uit de toelichting daarbij en ook uit de toelichting bij de besluiten van de NMa waarin tot de verschillende versies van de compensatieregeling is besloten.
4.6. Dat de compensatieregeling ook ziet op onderbrekingen die niet het gevolg zijn van een storing, maar die een andere oorzaak hebben, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit die regeling zelf, noch uit de achterliggende wetten of de toelichtingen daarop. In dat verband is van belang dat de regeling tot doel heeft om de netbeheerders te stimuleren het onderhoud van de door hen beheerde netten op peil te houden en daarmee storingen te voorkomen en om onderbrekingen zo snel mogelijk te herstellen. In de toelichting van de NMa bij het in r.ov. 2.3. genoemde besluit van 14 maart 2001 staat daarover (randnummer 19):
Dit compensatiebedrag is niet gerelateerd aan de ernst van de gevolgen van de storing, maar dient als een prikkel voor de netbeheerder om de kwaliteit van de transportdienst te handhaven. Eventuele privaatrechtelijke aansprakelijkheid valt derhalve buiten de context van de Netcode. De compensatiebedragen die de netbeheerder aan iedere afnemer die getroffen is door een ernstige storing, dient uit te keren, fungeren dus als een stimulans aan de betreffende netbeheerder om zijn netwerk in een optimale conditie te houden en om het netontwerp en zijn operationele organisatie zodanig te ontwerpen dat stroomonderbrekingen zo min mogelijk voorkomen. […]
De NMa overweegt expliciet dat privaatrechtelijke aansprakelijkheid “buiten de context van de Netcode” valt.
Om voor een forfaitaire vergoeding op grond van de compensatieregeling in aanmerking te komen moet er dus sprake zijn van een onderbreking die zijn oorsprong vindt in een storing.
4.7. In dit geval is de stroomvoorziening van [eiser] van het elektriciteitsnet afge¬kop¬peld wegens voorziene en aangekondigde onderhoudswerkzaamheden. Dat deze afkop¬pe¬ling (aanzienlijk) langer duurde dan was voorzien, is te wijten aan een verschil van mening over de wijze waarop de onderhoudswerkzaamheden op een verantwoorde manier zouden moeten worden uitgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat [eiser] de monteurs van Continuon niet tot zijn woning wilde toelaten, wat weer tot gevolg had dat Continuon de elektriciteit niet kon of wilde aansluiten. Het voortduren van de onderbreking is dus te wijten aan het verschil van mening tussen beide partijen en hun daaruit voorvloeiende gedragingen en kan dus niet wor¬den toegeschreven aan een storing. De omstandigheid dat het voornoemde verschil van me¬ning zag op de wijze waarop het geplande onderhoud moest worden uitgevoerd en het gege¬ven dat [eiser] blijkens de uitspraak van de NMa daarbij het gelijk aan zijn zijde had, doen daaraan niet af. Nu de onderbreking van de stroomvoorziening van [eiser] geen gevolg was van een storing in de zin van de compensatieregeling heeft hij geen recht op de in die regeling vastgelegde forfaitaire vergoeding.
4.8. De rechtbank overweegt dat het oordeel dat [eiser] niet in aanmerking komt voor een forfaitaire vergoeding op grond van de compensatieregeling (die, zoals overwogen, voor hem slechts € 35,00 zou bedragen) niet zonder meer betekent dat [eiser] geen recht heeft op een schadevergoeding. Het is immers goed mogelijk dat de gedragingen van Continuon te kwalificeren zijn als tekortkomingen in haar verplichtingen jegens [eiser], wat tot een verplichting tot vergoeding van de schade als bedoeld in artikel 6:95 kan leiden. [eiser] heeft zijn vordering echter, zoals hij ter comparitie heeft bevestigd, enkel gebaseerd op de toepasselijkheid van compensatieregeling en daarvoor geen andere grondslag gegeven. Daarbij komt dat hij niet gemotiveerd heeft gesteld dat hij vermogens¬schade heeft geleden of ander nadeel waarvoor een wettelijk recht op vergoeding bestaat. Voor toewijzing van de vordering uit andere hoofde is daarom in deze procedure geen ruimte.
4.9. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering moet worden afgewezen.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, inclusief de daarover gevorderde en niet betwiste wettelijke rente. De kosten aan de zijde van Continuon worden begroot op:
- vast recht 1.160,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.948,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Continuon tot op heden begroot op € 2.948,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 14de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.